
Ik ging zitten en de uiterst vriendelijke Armeniër zette zijn verroeste schaar in mijn dikke haar terwijl hij uitbundig begon te vragen hoelang we al getrouwd waren en hoeveel kinderen we al hadden. “…well maybe next year!” riep de man met uitgesproken porum terwijl zijn gouden kettinkje er vrolijk op los bungelde.
Het gesprek ging vervolgens over de Armeense genocide en zijn familie in Amsterdam. Omdat wij ook “from Emsterdem“ (neeee Rotterdem!) waren, moesten we beslist zijn bakkie Armeense koffie proberen waarin je lepeltje rechtop bleef staan (letterlijk, van de drab) en kreeg Ray een Armeense sigaret die naar droge stro smaakte. Met tranen in onze ogen namen we afscheid.